Vaccineren is het blootstellen van een hond aan een micro-organisme. Deze zijn zo geprepareerd in het vaccin dat zij het afweersysteem van de hond aanzetten tot het aanmaken van antilichamen, maar het lichaam vervolgens niet ziek maken.
In de praktijk wordt er het meeste gebruik gemaakt van 2 soorten vaccins:
● Geïnactiveerde/dode vaccins
● Levende/verzwakte vaccins
Het verschil tussen deze 2 vaccins is dat levende vaccins zich nog wel kunnen vermenigvuldigen en uitgescheiden kunnen worden door het dier en dode vaccins niet. Daarnaast geven levende vaccins een langere immuniteit, ze bevatten geen conserveringsmiddelen en toevoegingen en zorgen voor een bredere afweer  ten opzichte van dode vaccins. Dode vaccins zijn daarentegen veiliger omdat het virus/de bacterie zich niet meer kan vermenigvuldigen in het lichaam. In de regel wordt er dus voor het geven van dode vaccins gekozen.
Als u voor een pup kiest is hij vaak al voor de eerste keer gevaccineerd. Dit gebeurt normaliter namelijk met 6 weken. De 2 volgende vaccinaties zijn volgens het schema met 9 en 12 weken.  Daarna werd er vaak jaarlijks, maar tegenwoordig 1 keer in de 3 jaar een cocktailenting gegeven. Wetenschappelijke onderzoeken hebben namelijk uitgewezen dat de bescherming voor een veel langere periode geldt . Ook kunt u kiezen voor titerbepaling om te kijken of uw hond nog voldoende antistoffen in het lichaam heeft,
De cocktailenting bestaat uit Parvo, Hondenziekte, HCC en Para-influenza. Vaak wordt de ziekte van Weill-vaccinatie hier gelijk bij gegeven. Deze en Para-influenza moeten volgens het schema namelijk nog steeds jaarlijks gegeven worden. Naast deze ‘standaard’entingen zijn er ook nog andere infecties waartegen u uw hond kunt laten vaccineren.

Om een goed beeld te krijgen van de ziektes waartegen u uw hond kunt vaccineren zie hieronder:
Hondenziekte (Ziekte van Carré)
Symptomen: Virusziekte met een snel verloop. Het dier is sloom, heeft koorts, oog- en neusuit­vloei­ing, hoest, braakt en heeft diarree. Neurologische verschijnselen kunnen gelijktijdig, later of als enige tot uiting komen. Het dier vertoont dan abnormale of neurologische verschijnselen. Sterftekans bij besmetting is 50%. Kan op alle leeftijden voorkomen.
Besmetting: via speeksel, urine en faeces.
Vaccinatie: Met 6 en 9 weken een puppy-enting. De ‘gewone’ hondenziekte-enting mag pas aan een pup ouder dan 12 weken gegeven worden. Met 12 weken en 1 jaar dus de ‘gewone’ enting. Daarna 1x in de 3 jaar. Vaccinatie helpt niet tegen neurologische vorm.

Parvo-virus (levend-verzwakt en geïnactiveerd)
Symptomen: Virusziekte die braken en (bloederige) diarree veroorzaak, het dier heeft koorts, raakt uitgedroogd en het aantal witte bloedcellen daalt. Het is een belangrijke oorzaak van puppysterfte.
Besmetting: via faeces, zeer besmettelijk
Vaccinatie: met 6 weken een levend-verzwakt vaccin, met 9 weken een geïnactiveerd vaccin en met 12 weken en 1 jaar een levend-verzwakt vaccin. Daarna 1x in de 3 jaar een levend-verzwakt vaccin.

Ziekte van Weil (leptospirose)
Verloop: Bacterieziekte die de organen van de hond aantast. De symptomen zijn algehele verzwakking, bloedingen, uitdroging, geelzucht, diarree, braken en koorts. Kan dodelijk zijn voor pups.
Besmetting: via ontlasting van ratten en andere besmette honden. Seizoensgebonden omdat honden dan vaak zwemmen waar ratten voorkomen. Ook besmettelijk voor de mens. Uitscheiding kan nog een jaar na besmetting.  
Vaccinatie: met 6 en 12 weken. Daarna minimaal 1x per jaar. Vaccinatie is maar een half jaar geldig. Het advies is: laten vaccineren in het voorjaar zodat uw hond in ieder geval in de zomer tijdens het zwemmen beschermd is.

HCC
Verloop: Virusziekte die zorgt voor een leverontsteking, vochtophoping in het hele lichaam, koorts en vergrote lymfeklieren. Ook kan het bloederige diarree en achterhand verlamming veroorzaken.
Besmetting: via faeces, urine en speeksel (kan na 6 maanden nog uitscheiden).
Vaccinatie: met 12 weken en 1 jaar en daarna 1x in de 3 jaar.

Kennelhoest
Ziekte die veroorzaakt kan worden door het Para influenza, de Bordetella-bacterie en het Canine Adeno-virus (type 2).
Het is een (factoren)ziekte die vaak door stress en in een ruimte met veel honden veroorzaakt wordt. Kennelhoest veroorzaakt een harde hoest en kan lijden tot kokhalzen, braken, koorts en ademha­lings­moeilijkheden.
Besmetting: Vaak in combinatie met stress. Via de lucht.
Vaccinatie: Para-influzenza: Jaarlijks.
Vaccinatie: Bordetella: Niet standaard. Wordt via de neus ingespoten. Bij verhoogd risico aangeraden (bijvoorbeeld hondenschool/kennels/honden uitlaatservice).

Canine herpes
Verloop: Virusziekte die vooral bij jonge pups tot 8 weken tot sterfte kan lijden. Ook kan dit virus een onderliggende oorzaak zijn bij kennelhoest, onvruchtbaarheid en aantasting van de slijmvliezen (geslachtdelen). Bij oudere honden niet altijd duidelijk herkenbaar.
Besmetting: in baarmoeder, via geboortekanaal, speeksel, neusuitvloeiing en urine.
Vaccinatie: Zinvol als moederhond aantoonbaar besmet is. Voor  de bevalling.

Canine Coronavirus
Verloop: Virusziekte die diarree en braken veroorzaakt. Ook kan er koorts ontstaan.
Besmetting: via faeces.
Vaccinatie: Kan maar wordt niet standaard gegeven. Het dier herstelt meestal goed.

Babesiose (Piroplasmose)
Verloop: Ziekte die veroorzaakt wordt door de eencellige parasiet Babesia. Ziekte veroorzaakt bloedarmoede doordat het de rode bloedlichaampjes vernietigt.
Besmetting: Overgebracht via teken.
Vaccinatie: Kan, maar niet erg rendabel omdat het in Nederland weinig voorkomt. Advies alleen voor buitenland (Mediterrane ziekte).

Zeker na het lezen van bovenstaande ziektes zult u denken: ik wil niet dat mijn hond die krijgt. Het voordeel van vaccineren is dan ook dat u de kans op een infectie met een van deze ziektes zoveel mogelijk verkleind. Hierdoor zijn er maar weinig geïnfecteerde honden in Nederland waardoor de ziektes steeds meer verdwijnen. Voordelen zijn dus dat het de economische schade vermindert en het bevorderlijk is voor het algehele dierenwelzijn.

Maar naast deze voordelen heeft vaccineren ook nadelen. Vaccinatie kan namelijk diverse bijwerkingen geven zoals koorts, overgevoeligheidsreacties, abortus, lokale entingsreacties en een imuundepressie. Dit laatste kan lijden tot stress en auto immuunziektes. Bovendien bevatten veel vaccins (bij)stoffen die schadelijk zijn voor het lichaam. Zo is de stof formaline die veel gebruikt wordt kankerverwekkend.
Natuurgeneeskundig gezien krijgt de pup niet de kans om te groeien en te ontwikkelen door bepaalde ziektes door te maken. Een ander nadeel is dat vaccins in worden gespoten in (spier) weefsel. Dit is een onnatuurlijke weg en zo wordt de eerste afweer van het lichaam omzeild. Normaal komen deze infecties namelijk via bijvoorbeeld huid en slijmvliezen binnen.
Doordat de vaccins vaak ook nog eens in een cocktail worden gegeven wordt het lichaam overbelast en het immuunsysteem onderdrukt. Normaal gesproken komt het nooit voor dat meerdere infecties tegelijk het lichaam binnentreden.
Vaak worden meerdere handelingen gecombineerd en wil het nog wel eens voorkomen dat zieke dieren gevaccineerd worden. Zeker voor jonge honden die al hun energie kunnen gebruiken voor hun herstel is dit zeer onverstandig. Dit geldt ook voor een hond die onder behandeling is met bijvoorbeeld hormoonpreparaten en antibiotica. Deze hebben ook hun werking op het immuunsysteem en kunnen in combinatie met vaccinatie tot ziektes en huidklachten leiden.
Door het jarenlang vaccineren en ons fokbeleid is er geen sprake meer van dat de sterksten overleven. Iets wat er in de natuur juist voor zorgt dat er een sterke populatie overblijft. ‘Onze’ honden zullen dus uiteindelijk steeds zwakker worden.

In principe zou het zo moeten zijn dat als u de weerstand van uw hond zo hoog mogelijk houdt hij niet ziek wordt en dus niet gevaccineerd hoeft te worden. Toch zult u geen enkel risico willen lopen en uw hond dan ook hoogstwaarschijnlijk laten vaccineren. In dit geval is het voornamelijk van belang dat u zich afvraagt hoe u de ‘schade’ zoveel mogelijk kan beperken.
Overweeg daarom goed welke vaccinaties uw hond wel of niet nodig heeft, laat hem alleen vaccineren als hij helemaal gezond is en probeer zoveel mogelijk enkelvoudige entingen te laten doen. Probeer ook het aantal entingen zoveel mogelijk te beperken. Dit kunt u bijvoorbeeld doen door een titerbepaling of vaccicheck te laten doen. Hiermee kan gemeten worden of wel of niet opnieuw vaccineren zinvol is, of dat er nog voldoende in het lichaam aanwezig is.
Probeer het dier rondom de vaccinatie zo min mogelijk te belasten met andere dingen zoals ontworming en medicatie en ondersteun eventueel natuurgeneeskundig. Doordat het hierbij verstandig is te kijken naar het individuele dier is het moeilijk te zeggen hoe u dit het beste kan doen.

Enkele voorbeelden van veel gebruikte natuurgeneesmiddelen om tijdens het vaccineren te ondersteunen zijn:
● Het homeopathische middel Thuja voor de enting
● Vitamine c voor en na de enting
● Celzout 4 na de enting om het lichaam te ontgiften
● De Bach-bloesem Crap apple om te reinigen
● Een reinigingskuur met het middel Detox of groene leem ( na 3 weken) om afvalstoffen uit het lichaam af te voeren.