Anamnese

Een consult begint altijd met het afnemen van een  anamnese. Hierin wordt uitgebreid aandacht besteed aan de hulpvraag, de (medische) achtergrond, leefomgeving, voeding, taak, dagindeling, het gedrag van het dier en alle zaken die belangrijk zijn om een totaalbeeld te krijgen van het dier. De anamnese vindt het liefst op locatie plaats omdat een dier dan gezien wordt in zijn eigen omgeving en duurt ongeveer 60-90 minuten.  
Na de anamnese volgt er een lichamelijk  onderzoek. Dit alles is nodig om het dier in zijn totaliteit te zien en de gezondheidstoestand van het dier te kunnen bepalen.  Als alle informatie is verzameld kan ik pas analyseren waardoor een klacht ontstaan is en hierop een behandelplan inzetten.

Behandelplan

Het behandelplan bestaat altijd uit maatregelen en daarnaast uit middelen. Deze kunnen onderdeel zijn van een bepaalde therapie (die binnen de natuurgeneeskunde valt.) Ze kunnen in combinatie of los van elkaar worden ingezet binnen het behandelplan. Bij de keuze van de therapie wordt altijd gekeken naar wat het beste past bij het individuele dier, zowel fysiek als mentaal.

 

Verschillende therapieën

Na het kiezen van een passende therapie en het opstellen van het behandelplan start de behandeling. Tussendoor wordt het behandelplan zo nodig aangepast. Aan het einde van elke behandeling is er een terugkoppel moment en wordt er gekeken of er is voldaan aan de verwachtingen die van tevoren zijn uitgesproken. Ofwel of de behandeling geslaagd is. Daarna kan een behandeling eventueel aangepast of herhaald worden. Ook kan het zo zijn dat  de klacht is verdwenen en dit niet meer nodig is.
Vooral bij chronische of ernstige klachten kan het voorkomen dat een genezing niet meer mogelijk is. Er kan dan wel altijd gekeken worden op welke manier het dier zo goed mogelijk ondersteund kan worden.

De werkwijze van een natuurgeneeskundig therapeut is totaal anders dan die van een dierenarts. Dit heeft te maken met verschil in denkwijze en bevoegdheden maar ook door het gebruik van therapieën en middelen. Het is dus ook niet de wens van de meeste natuurgeneeskundig therapeuten om een dierenarts te vervangen. Wel om een goede aanvulling en/of samenwerking te bewerkstelligen.

Om een natuurgeneeskundige therapie te kunnen kiezen voor het individuele dier houd ik met veel dingen rekening, zoals onder andere de diersoort. Zo is het bij een planteneter natuurlijker om kruiden in te zetten dan bij een vleeseter en kan aromatherapie niet worden ingezet bij katten, hazen en fretten. Zij zijn namelijk niet in staat om essentiële oliën af te breken. Ook kan het zijn dat een bepaald middel te sterk is voor bijvoorbeeld een zwak of fragiel dier.